woensdag 26 januari 2011

Langstudeerders? Potverteerders!


Op vrijdag 21 januari stonden 15.000 mensen – studenten, hoogleraren, universitair medewerkers, sympathisanten – op het Malieveld in Den Haag om hun stem te laten horen tégen de plannen van de regeringspartijen om ten minste 370 miljoen euro te bezuinigen op Hoger Onderwijs, terwijl de investeringen waarover hun verkiezingsprogramma’s repten worden uitgesteld (en ver achter zullen blijven bij het bedrag van bijna vierhonderd miljoen). Ik stond er ook. Het demonstratiedebat – een typisch Nederlands fenomeen, begreep ik van mijn buitenlandse collegae – was enigszins teleurstellend. De voorstanders van de kabinetsplannen wisten die met slechts één argument te verdedigen: “de bezuinigingen zijn nodig om de overheidsfinanciën op orde te brengen”. Erger nog: zij wierpen (met succes) een rookgordijn op.

Dat zit zo. De bezuinigingen worden gepresenteerd als een langstudeerdersmaatregel: studenten én onderwijsinstellingen krijgen een boete van 3000 euro per jaar (samen dus 6000 euro per student) wanneer een student langer studeert dan de nominale studieduur + één jaar. Hoewel het kabinet heeft toegegeven dat hun ‘target’ van 370 miljoen aan bezuinigingen hoe dan ook gehaald moet worden – zelfs in het hypothetische geval dat de er a.s. september aan de universiteiten en hogescholen geen langstudeerder meer te vinden zal zijn – suggereren zij dus dat hun bezuinigingen de oplossing zijn voor een probleem. Of, beter gezegd, een heleboel problemen: de duizenden langstudeerders aan universiteiten en hogescholen. Maar dat is een misvatting. Deze bezuinigingen gaan niet over langstudeerders, maar over geld. Het kabinet heeft al voorgerekend dat wanneer, zoals verwacht, het aantal langstudeerders als gevolg van de maatregelen zal afnemen, het ‘verloren’ bedrag alsnog zal worden onttrokken aan de onderwijsinstellingen. Intussen doet het rookgordijn zijn werk: in het publieke debat gaat het niet over de bezuinigigen op het Hoger Onderwijs en de gevolgen daarvan voor onderwijs, onderzoek, samenleving en de kenniseconomie, maar over het probleem van de langstudeerder. Maar wiens probleem is dit nu eigenlijk? Ik zet maar eens een paar misvattingen op rij:

1. Langstudeerders studeren op kosten van de belastingbetaler.

Dit is de misvatting die misschien wel het grootste stempel drukt op het publieke debat: de langstudeerders potverteren en de belastingbetaler is de dupe. Maar dat klopt niet. Studenten krijgen geen studiefinanciering buiten de nominale studieduur. Wel kunnen zij een lening afsluiten, maar die moet later met rente worden terugbetaald. Ook onderwijsinstellingen krijgen geen geld van de overheid om langstudeerders onderwijs te geven. De overheidsbijdrage voor onderwijsinstellingen wordt weliswaar berekend op basis van het aantal ingeschreven studenten, maar alleen studenten die binnen hun nominale studieduur studeren tellen mee. De enigen die dus voor de langstudeerder betalen zijn de universiteiten en hogescholen, die deze studenten onderwijs verlenen voor een schijntje, daar de wettelijke collegegelden de kosten bij lange na niet dekken.

2. Door de langstudeerdersmaatregel worden de bezuinigingen eerlijk over de opleidingen verdeeld: zij die hun zaakjes op orde hebben worden niet getroffen.

De langstudeerdersmaatregel pakt voor sommige opleidingen slechter uit dan voor andere, zonder dat zij daar iets aan kunnen doen. Moeilijkere opleidingen zullen meer langstudeerders hebben dan gemakkelijkere. Tweejarige masters zullen meer studenten hebben die meer dan een jaar uitlopen dan éénjarige masters. Opleidingen die vaak gekozen worden als tweede studie krijgen het ook moeilijk: niet alleen zijn dubbelvakkers vaak langstudeerders, ook zullen de studentenaantallen van die opleidingen teruglopen omdat studenten het risico van een tweede studie niet meer durven nemen.

3. Universiteiten en hogescholen hebben schuld aan het ‘probleem’ van de langstudeerder en nemen zelf geen maatregelen om dit probleem tegen te gaan.

Ook dit is niet waar: onderwijsinstellingen hebben de afgelopen jaren tal van maatregelen genomen om hun rendementen en de studeerbaarheid van hun opleidingen te verbeteren (met studeerbaar bedoel ik: voor de gekwalificeerde student haalbaar in de tijd die er voor staat). Die maatregelen gelden voor nieuwe studenten en zullen dus in de komende jaren vruchten gaan afwerpen. Universiteiten en hogescholen zijn bovendien ook bereid na te denken over nieuwe oplossingen. Dat zij zich er alles aan gelegen laten liggen om de studieduur van studenten te beperken is vanzelfsprekend: de langstudeerder is hún probleem. Zij zijn de enigen die voor deze studenten betalen. Maar waarom doen zij dat dan, vraagt u zich wellicht af. Kunnen zij deze studenten dan niet beter wegsturen? Langstuderen is echter geen juridische grond om een student te weigeren. Universiteiten kunnen studenten ook niet dwingen om hun opleiding op tijd af te ronden: studenten kiezen er soms bewust voor om langer te studeren. Universiteiten en hogescholen hebben dus domweg geen keus, en worden daar straks ook nog voor beboet. Instellingen zijn trouwens ook niet happig op het wegsturen van studenten. Al het geld dat in de studie van deze studenten is gestoken is weggegooid geld wanneer zij zonder diploma hun opleiding zouden verlaten.

4. Studenten en universiteiten vinden een collegegeldverhoging voor langstudeerders onbespreekbaar.

Sommige studenten(vakbonden) zijn wellicht van mening dat collegegelddifferentiatie ten principale uit den boze is. Zij zijn voor egalitair onderwijs. Niet alleen moet het collegegeld aan elke instelling even hoog zijn, ook zou elke student hetzelfde bedrag aan collegegeld moeten betalen, of hij nu één, vier of tien jaar studeert. Anderen zijn genuanceerder en vinden dat er best alternatieven mogen worden ontwikkeld voor de basisbeurs en dat het collegegeld na een aantal jaar (bijvoorbeeld nominaal +1), of voor de beste studies, best omhoog mag. Er moeten dan natuurlijk wel goede voorwaarden komen om een lening terug te betalen en uitzonderingen voor studenten die bijvoorbeeld ziek zijn of een ouder verzorgen (zoals ook CAO’s clausules hebben voor dit soort omstandigheden). Ook verruimde mogelijkheden om part time te studeren zouden welkom zijn voor studenten die een baan met een studie willen combineren. Een collegegeldverhoging voor langstudeerders is dus bespreekbaar. Maar met de huidige plannen is het één en ander mis: ten eerste worden niet alleen studenten, maar ook instellingen beboet. Ten tweede gaat de boeteclausule gelden voor zittende studenten, die onder andere voorwaarden zijn begonnen met hun studie. Het getuigt niet van betrouwbaarheid om de regels van het spel tijdens de wedstrijd te veranderen. Ten derde: door de langstudeerdersmaatregel als een boete te presenteren zegt de overheid in feite dat studenten die langer studeren, én de universiteiten die deze studenten faciliteren, een overtreding begaan. Dat is geen juiste voorstelling van zaken.

5. Deze bezuinigingen zijn nodig omdat ‘ons land’ anders failliet gaat.

Dit is misschien wel het meest gehoorde argument om de aangekondigde bezuinigingen te verdedigen, of het nu de bezuinigingen op cultuur (lees: podiumkunsten) zijn, of op Hoger Onderwijs, of op een andere sector. Er wordt een beroep gedaan op het ‘solidariteitsgevoel’ dat op andere tereinen zo ver te zoeken lijkt: iederéén moet inleveren. Maar dit argument voldoet niet. Het kabinet maakt duidelijke keuzes: wel cultuur, niet de hypotheekrenteaftrek, wel het Hoger Onderwijs, niet de AOW-leeftijd. Die keuzes zijn niet kwantitatief, maar inhoudelijk. Het kabinet heeft daarom de verantwoordelijkheid om die keuzes te beargumenteren. Hoe denkt het kabinet bijvoorbeeld deze bezuinigingen te rijmen met de ambitie om de vijfde kenniseconomie ter wereld te worden? Om de overheidsfinanciën op orde te houden is deze kenniseconomie onontbeerlijk en voor een kenniseconomie is Hoger Onderwijs onmisbaar.

6. Eerst het zuur, dan het zoet. Nu wordt er weliswaar bezuinigd, maar later zal er geïnvesteerd worden.

Tot nu toe is het nog niet precies duidelijke hoeveel en wanneer er geïnvesteerd gaat worden in Hoger Onderwijs. We mogen hopen (of juist niet) dat het kabinet er nog zit wanneer het tijd is voor het beloofde ‘zoet’. Daarnaast: mogen we een bedrag van 200 miljoen een investering noemen wanneer eerst 400 miljoen is bezuinigd? Volgens dezelfde redenering heb ik zeshonderd euro bespaard omdat ik géén iPad heb gekocht.

7. Deze bezuinigingen zullen leiden tot beter onderwijs.

Wie het bovenstaande gelezen heeft zal beamen dat dit erg onwaarschijnlijk is: universiteiten kunnen langstudeerders niet weren en, mits hun opleidingen studeerbaar zijn, dragen zijn geen verantwoordelijkheid voor de individuele keuzes van hun studenten. Het enige wat zij kunnen doen is studenten na vijf jaar met een onverdiend diploma wegsturen, of de kwaliteit van hun opleidingen verlagen zodat ook de niet gekwalificeerde studenten in staat worden gesteld hun opleiding binnen de tijd af te ronden. Instellingen willen dit natuurlijk niet. Ze willen kwalitatief goed onderwijs bieden aan gekwalificeerde studenten. Maar wanneer de kabinetsplannen doorgaan, kunnen zij wel eens voor het blok worden gezet. De vraag is dan wat er eerder zal sneuvelen: hun eer of duizenden docenten. Het mag duidelijk zijn dat de onderwijskwaliteit bij geen van beide gediend is.